Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Tussen noodgebouwen

Dit artikel schreef ik voor het juni 2012-nummer van het kunsttijdschrift Mr. Motley: Tussen noodgebouwen De stad had haast. Als een vloedgolf spoelde ze over de weilanden. Nee, als een omgekeerde vloedgolf: ze veegde geen gebouwen weg maar zette ze neer, in nette rijtjes, rij na rij na rij. Daarna verschenen de kopers en huurders. Ze waren met velen en ze wilden de ruimte hebben, ze wilden niet meer met z'n tienen in twee kamertjes drie hoog achter leven, maar in een eigen huis voor vier naast een vijver en met een winkelcentrum om de hoek. Ze wilden ook een lagere school voor de kinderen, een kerk, een bibliotheek, een sporthal, een zwembad, een park, fietspaden, altijd verlichting op straat, bankjes om op te zitten en een bejaardentehuis (een kerkhof hoefde niet meteen). Dit was in circa 1970, de groei van de Nederlandse buitenwijken bereikte zijn hoogtepunt want de babyboomers waren jonge volwassenen en hadden banen en geld en kregen kinderen. En een van die kinderen be

Drie vrouwen die op elkaar lijken

Parijs

Naar de kerk

Elke zondagochtend om tien uur gingen we in de jaren zeventig naar de gloednieuwe kerk in onze nieuwbouwwijk. Die kerk was anders dan alle andere kerken in Apeldoorn. In het oude centrum had je de Kerk der Kerken, de zogeheten Grote Kerk. Een neoklassiek ding uit eind negentiende eeuw, waar koningin Wilhelmina jarenlang ter kerke was gegaan. Ze had immers om de hoek gewoond, in Paleis het Loo. We gingen op kerstavond wel eens naar de Grote Kerk. Ik herinner me drommen mensen op het knisperende grint voor de ingang, in het gele licht van de lantarens. We moesten een keer tegen de muur staan, zo vol was het. Af en toe zat Beatrix met gevolg in de koninklijke loge - het was (en is misschien nog wel) haar favoriete plek om kerstavond te vieren, fluisterden de mensen reikhalzend naar elkaar. (klik om te vergroten) In onze nieuwbouwwijk stond ook geen lomp modernistisch geval met rare hoeken, zoals ze in de wijken uit de jaren vijftig en zestig werden gebouwd. Zoals deze in Zevenaa

Ergens, een rijtjeshuis

(klik om te vergroten) Er is een zwartwitfoto waarop ik, amper twee, met mijn ouders over een bouwterrein loop. Ik kijk naar iets in het zand, mijn vader wijst: daar kwam ons huis. Een jaar later trokken we in onze woning in de nieuwbouwwijk. Een rijtjeshuis natuurlijk. Kleine tuin en schuurtje voor, tuin achter, schuin dak, dakraam, links en rechts precies hetzelfde. De bakstenen waren van een bepaald soort roodachtig bruin dat je meteen herkende: iets lichter van kleur hoorde bij de volkswijkjes uit de jaren vijftig. Die waren oud, onze wijk was nieuw. De huizenblokken vormden twee rechthoeken in elkaar, met de gevels naar elkaar toe, zodat je een straat kreeg die in een vierkant liep. Wij keken overigens niet uit op een ander huis, maar op een grasveldje met een zandbak en onze knikkerbaan. In die zandbak speelden we met kattenpoep, niet te geloven nu. Achter ons huis lag een groter grasveld, en daar gingen we na het eten altijd voetballen (als de zomertijd was ingegaan).

Gymmen in een schoenendoos

Mijn eerste sporthal was de gymzaal vlakbij de lagere school. Daar gingen we, twee aan twee zingend in de rij, plastic tasje met gymkleren in de hand, meester voorop, de klas uit, de straat over, langs het veld, de rode (of was het groene?) deur door, het betegelde gangetje in, de kleedkamer binnen. Was het een sporthal als deze, de Smeltehal in Middensmilde? (klik om te vergroten) Nee. Het was wel zo'n schoenendoos, maar deze is te groot, dit is een laarzendoos. Zo'n hal stond bij ons verderop, daar oefende een volleybalvereniging. Veel komt me op deze kaart trouwens wel bekend voor: bij ons in de nieuwbouwwijk in Apeldoorn ook overal vage struiken langs de stoep, zwerfkeien als straatdecoratie, en van die rode daklijsten om dit soort geblokte bouwsels een beetje op te fleuren. Ik realiseer me nu pas dat er in onze wijk (en waarschijnlijk ook veel andere) wel drie soorten sporthallen bestonden. Meest opvallend was de megahal, voor grote clubs en drukke toernooien

Het mat wat terug gekomen is

Op deze kaart is niet veel te zien: (klik om te vergroten) Een nietszeggend, tijdloos landschapje. Op de voorgrond weiden met koeien en een traktorspoor naar een gebouwtje onder een boom, heel idyllisch. Daarachter een boerendorp. Huizen, bosjes, akkers, schijnbaar achteloos over de heuvels gestrooid. Waar zijn we hier, Oostenrijk, Duitsland? Alleen die rij blauwe gebouwen valt een beetje uit de toon; met je ogen toegeknepen is het net alsof een gletsjer midden in de vallei tot stilstand is gekomen. Zijn het kassen, loodsen? Zeker van een hereboer met ambitie, vast niet geliefd in de omgeving. Mis. Dit, vertelt de achterkant van de kaart, is het stadje Velika Kladusa. Het ligt in Bosniƫ-Herzegovina. En die blauwe gebouwen, dat zijn de opslagloodsen voor het materieel van de 'Zwarte Beren' - een Canadese legereenheid. Wat je ziet is een kaart van de IFOR-vredesmacht in voormalig Joegoslaviƫ. Zulke kaarten werden in 1996, toen IFOR actief was, door vredessoldaten